.jpg?width=600&format=jpg)
Ken je ze? De telefoontjes die je krijgt, als je kinderen nog heel klein zijn, over studieverzekeringen? ‘U denkt er nu misschien nog niet aan, nu uw kind nog klein is, maar straks gaat hij/zij misschien studeren en dan kost het een hoop geld!’
Ik kon ze wel door de telefoon heen trekken en ze een draai om de oren geven. Hoezo toekomst? Hoezo kinderen die groter worden? Hoezo studeren? Ze konden me beter bellen voor een begrafenisverzekering, dacht ik toen. Of eigenlijk dacht ik dat tot een paar jaar terug. Want werkelijk waar, nog anderhalf jaar en dan gaat Max studeren! Mijn kleine kwetsbare blonde zieke zoon groeit uit tot een “bijna studerende, blonde, grote maar nog steeds zieke zoon!”. En met wat hij wil studeren, wordt het ook “op kamers” gaan. Enschede lijkt het te gaan worden, de Technische Universiteit.
Mijn hemel, wat een overgang, wat een ongekende omslag, wat een vooruitzicht! Ik kan er nog steeds met de kop niet bij! En laat ik eerlijk zijn, spannend vinden we het zeker. Ook Bas en Bram moeten hun profiel dit jaar kiezen. Ook voor hen komt de vervolgstudie in zicht. Had ik nu maar wel die verzekering genomen! Hoe dat moet straks? Geen idee! Op kamers, zelfstandig wonen, studeren, biertje drinken, teveel ook waarschijnlijk, zelfstandig de stad door, maak me gek! Maar maakt me vooral zielsgelukkig!
Hadden we dit toch geweten, wat hadden we dan al die jaren anders gedacht, gevoeld en geleefd. Vooral dat laatste is voor Max nu een pijnlijk proces. In zoveel praktische dingen loopt hij achter, omdat wij het altijd voor hem deden. ‘Waar heb je nou het meeste last van met je ziekte?’, vroeg ik hem. ‘Dat ik maar zo weinig kan en ontwikkeld heb. Ik snap het van jullie, jullie wisten, konden en mochten niet anders, maar ik loop zo achter in alles. Dat doet me het meeste pijn.’