Het kantoor van professor Dirk Lefeber is te vinden tussen de laboratoria in het RadboudUMC. Overigens, Lefeber maakt zelf geen gebruik meer van het lab: ‘Al vijftien jaar raak ik geen pipet meer aan. Dat is op een gegeven moment een bewuste keuze geweest. Of ik ging door in het lab, of ik ging subsidies aanvragen. Ik koos voor het laatste en zo is het gelukt om een onderzoeksgroep op te bouwen om aan de vele vragen te werken die er lagen.’
Wat doe je dan precies?
‘Ik ben de projectbedenker van elk onderzoek. Van eerste idee tot het uitwerken ervan. Welke mensen heb je nodig, met wie kunnen we eventueel samenwerken, wat is er al gedaan, wat staat er al in de literatuur. Het is met name belangrijk om kritisch te zijn op welk onderzoek leidt tot vernieuwende wetenschappelijke inzichten en tegelijkertijd iets zal verbeteren aan de zorg van patiënten.’
Eigenlijk geef je richting, je bent de aanjager. En een soort ambassadeur van jullie onderzoek?
‘Ja, klopt. Als een onderzoek gepubliceerd is mag ik daar weer op een congres over vertellen. Al die kennis en publiciteit gebruik ik om nieuwe subsidies aan te vragen, om zo weer een stap verder komen.’

Je bent nu hoogleraar. In je oratie bedank je je familie: je vrouw Joyce en jouw vijf kinderen…
‘Mijn lieve gezin. Ik zeg altijd dat ik een full house thuis heb: de drie oudste zijn jongens en de twee jongste meisjes. Heel leuk. Voor academische mensen heb ik op relatief vroege leeftijd kinderen gekregen. Waar je ziet dat collega’s eerst een wetenschappelijke carrière doorworstelen en dan met 35, 40 jaar hun kinderwens vervullen was ik 28 jaar toen ik de oudste kreeg.’
En met 44 jaar ook een jonkie om hoogleraar te zijn…
‘Een mooie leeftijd zou ik zeggen. De titel zegt mij niet zoveel, maar het kwam op mijn pad. Nu merk ik wel dat het handig is en dat het deuren opent. Het helpt om stofwisselingsziekten beter op de kaart te zetten, bij collega’s, maar ook in de media en bij subsidieverstrekkers.’
'Ik wil vernieuwend onderzoek doen én betekenisvol onderzoek'
~ Dirk Lefeber
Wat wil je als professor bereiken?
‘Eigenlijk wat ik altijd nastreef: ik wil vernieuwend onderzoek doen én betekenisvol onderzoek. Dat zijn echt de twee dingen waar ik voor sta. Met betrekking tot glycosylering gaat het dan over het begrijpen van het proces en ervoor te zorgen dat glycosylering als ziekteconcept een vast onderdeel wordt van de patiëntenzorg.’
Naast hoogleraar leid je ook het Expertisecentrum voor erfelijke glycosyleringsziekten. Hoe ben je in de stofwisselingsziekten beland?
‘Ik ging een promotieonderzoek doen. Dat ging over glycosylering. Ik moest vaccins maken en dat toepassen. Toen kwam ik in aanraking met een patiëntje met een erfelijke ziekte in de glycosylering. Dat je opeens klinische symptomen had, waarvan de oorzaak lag in de glycosylering, dat vond ik superspannend.’
Hoe zou je glycosylering willen vertalen?
‘Dat is moeilijk. Dan gebruik je woorden als suikerantennes en suikerstruiken. Dat vinden mijn wetenschappelijke collega’s heel lelijk. Maar het gaat om het aanhechten van suikers aan eiwitten. Het aan elkaar hechten van suikers tot lange ketens noem je dan glycanen en het proces daarvan glycosylering.’
'Ik kan maar moeilijk accepteren dat we iets nog niet begrijpen'
~ Dirk Lefeber
Uiteindelijk ben je in Nijmegen terechtgekomen…
‘Ik heb een grote nieuwsgierigheid naar het onbekende. Los graag raadsels en puzzels op. Niet dat ik thuis veel puzzel, maar ik wil altijd weten hoe iets kan. Ik kan maar moeilijk accepteren dat we iets nog niet begrijpen of niet op kunnen lossen. Bijvoorbeeld, hoe kan het dat twee stofwisselingsziekten in dezelfde route zich op verschillende manieren uiten: bij de ene patiënt een spierziekte en bij de andere patiënt een neurologisch probleem? Vanuit de basaal wetenschappelijke kennis denken we dat er één route is, maar dat klopt dus niet. Er moeten nog meer routes of mechanismen zijn die we niet begrijpen. Dat uitzoeken vind ik fascinerend en ik kreeg de kans om dat in Nijmegen te doen.’
We kunnen jou wel de Sherlock Holmes van de stofwisselingsziekten noemen. Hoeveel nieuwe ziekten zijn er onder jouw leiding ontdekt?
‘Het zijn zeldzame ziekten. We komen uit een tijd dat als iemand een nieuwe ziekte had gevonden, diegene dat helemaal voor zichzelf hield. Daar zijn we langzamerhand van af aan het gaan door de grootschalige toepassing van genetische technieken. Nu werk je als onderzoeksgroep samen met andere artsen en wetenschappers in de hele wereld, zodat je in één keer veel meer informatie met elkaar kunt delen en een sterk wetenschappelijk verhaal neer kan zetten. In samenwerkingsverband hebben wij op die manier een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het opsporen van bijna 20 nieuwe ziekten. We hebben daarvan zeker tien ziekten gevonden waarbij mijn onderzoeksgroep leidend was.’
Dat klinkt als veel…
‘Dat is moeilijk in te schatten, maar ik denk het wel. Met een verbeterde CDG-screening kunnen we nu 45 CDG varianten bij mensen vinden. Daar hebben wij een belangrijke bijdrage aan geleverd.’
De CDG’s, dat zijn de bekendste erfelijke glycosyleringsziekten…
‘Ja, de naamgeving is soms lastig omdat er een CDG-screening is voor een deel van de glycosyleringsziekten. We zitten nu op zo’n 130 genetische defecten die iets met glycoylering van doen hebben, maar die niet allemaal met de CDG screening te vangen zijn. We moeten daar dus nog andere slimme testen voor bedenken.’
'Stap voor stap komen we dichterbij de oplossing'
~ Dirk Lefeber
Gaan er nog meer CDG’s komen?
‘Jazeker. We hebben nog een aantal patiënten waar we nog niet weten waar de fout zit, maar waar glycosylering wel een rol speelt. Zo’n vijf procent van ons erfelijk materiaal is nodig voor een goede glycosylering. Stap voor stap komen we dichterbij de oplossing.’
In je oratie noem je de verwachting dat voor sommige erfelijke ziekten die jij onderzoekt ook een behandeling komt…
‘Voor defecten in de suikerstofwisseling is dat wel reëel denk ik. Dat gaat toch al gauw over meer dan vijf ziekten. Helaas is het voor andere CDG’s op dit moment nog lastiger om een slimme therapie te bedenken. Toch zijn er voor allerlei erfelijke ziekten veel ontwikkelingen gaande voor nieuwe vormen van therapie. Ik zou graag zien dat dit wereldwijd ook voor CDG meer opgepakt gaat worden.
Kan je ook zeggen welke type CDG’s volgens jou straks behandelbaar zijn?
‘Dat is lastig, maar zal met name de CDG’s in de suikerstofwisseling betreffen. Welke precies durf ik niet te zeggen. We moeten nog veel uitzoeken en komen steeds verrassingen tegen omdat we de biologie toch minder goed kennen dan we dachten.’
'Nu kijken we of we PGM1 ook in de hielprik eruit kunnen halen'
~ Dirk Lefeber
Behalve over PGM1, dat is één van die CDG’s, daar kan je wel iets over vertellen?
‘PGM1 is al een ziekte die we met galactose behandelen. Dus we hebben een vorm van behandeling. PGM1 kunnen we ook sneller diagnosticeren, het is één van die veertig CDG’s, en nu kijken we of we PGM1 ook in de hielprik eruit kunnen halen. Hier zijn we heel concreet mee bezig met een onderzoekssamenwerking in Zwitserland.’
Wat verwacht je van de toekomst?
‘Ook voor stofwisselingsziekten zie ik een toekomst voor “personalised medicine”. Dus medicijnen of behandelingen afgesteld op één patiënt. Want iedere patiënt, zelfs met een zelfde metabole ziekte, kan weer anders reageren en heeft een andere behandeling of dosis nodig. In het laboratorium zijn we al begonnen met proefbehandelingen van bloedcellen, waarmee we testen of patiënten te behandelen zijn met bepaalde stoffen.’
Maar deze vooruitgang kan niet alleen in Nijmegen plaatsvinden, toch?
‘Klopt, patiëntengroepen moet je bij elkaar brengen. Niet alleen in Nederland, maar ook internationaal. Het UMD (United for Metabolic Diseases) is een mooi voorbeeld. Iedereen realiseert zich dat we het samen moeten doen. Van kliniek tot lab, samen met VKS als patiëntvertegenwoordiger. Voor de toekomst hoop ik dat we de samenwerking nog een flink aantal stappen verder kunnen brengen en samen therapieën kunnen ontwikkelen. Want dat is het belangrijkste om te doen, daar heeft de patiënt het meeste aan.’
Over vooruitgang gesproken. In mijn voorbereiding voor dit interview kwam ik nog een Dirk Lefeber tegen…
‘Ja, Dirk Lefeber de robotman!’ Lefeber barst in lachen uit. ‘Hij is een Vlaamse professor en gespecialiseerd in exoskeletten. Maar ik heb hem nog nooit ontmoet.’
Exoskeletten zijn misschien wel een enorme hulp voor mensen met weinig energie. Wat dat betreft zou je eens moeten praten…
‘Zo gek is dat inderdaad nog niet. Nu ligt meer de focus op metabolisme en hoe cellen in elkaar steken. We zijn veel minder op zoek naar mogelijkheden waarmee je patiënten in het dagelijkse leven kan ondersteunen. Ik ben altijd op zoek naar kennis en expertise die buiten mijn gebied gaat, anders blijf je in de cirkel van diëten en metabolieten zitten. Dus misschien moet er maar eens een artikel komen van Lefeber & Lefeber. Dat zou ultiem zijn. Hier moet ik even over nadenken.’

Tot slot, jouw oratie had als titel “Zoete Praatjes?” Als begeleidende foto was er een megasnoepwinkel te zien. Je werkende leven draait om suikers, ben je zelf een zoetekauw?
‘Ja, best wel. Snoep of chocolade. Mensen in mijn groep zeggen weleens: “Als je iets bij Lefeber gedaan wilt krijgen, moet je eerst een stuk chocola neerleggen. Dan valt er te praten.” Al wil ik nu niet suggereren dat ik om te kopen ben.’
Lees ook "Zoete Praatjes?", de oratie van professor Dirk Lefeber.