Helaas maken de nog steeds geldende coronamaatregelen een fysiek bezoek toch lastig, maar gelukkig werkt de verbinding prima en hebben we een zeer boeiend gesprek samen. In het Engels want, zoals Alessandro zelf zegt: “aan mijn Nederlands moet ik nog wel werken. Ik spreek het al wel een beetje, maar nog niet goed genoeg om Nederlandse patiëntjes te behandelen.”
Alessandro Rossi, afkomstig uit Napels in Italië, wilde, als kind van twee artsen, al vanaf zijn elfde dokter worden en studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Napels. Hij kwam in oktober 2020 voor de tweede keer in zijn carrière naar Groningen. De eerste keer was drie jaar geleden toen hij nog studeerde voor kinderarts en hij in Groningen de mogelijkheid kreeg zijn afstudeerstage in het UMCG te lopen. Hier leerde hij Terry Derks kennen en werd hij gegrepen door het werk van Terry voor kinderen met stofwisselingsziekten. Na zes maanden in Groningen doorgebracht te hebben, ging hij terug naar Napels om zijn opleiding tot kinderarts metabole ziekten af te ronden. Met in zijn hoofd de wens terug te komen voor promotieonderzoek naar nieuwe diagnostische methoden voor patiënten met GSD-1a. Het regelen van dit onderzoek had mede door COVID-19 nogal wat voeten in aarde, maar is uiteindelijk gelukt en zo kon het ENGLUPRO (ENdogenous GLUcose PROduction) onderzoek – een onderzoek waarbij gekeken wordt hoeveel glucose de lever afgeeft - gestart worden.
“Bij patiënten met GSD-1a – glycogeenstapelingsziekte type 1a – ontbreekt een enzym om glycogeen om te zetten in glucose, de energiebron van ons lichaam. Hierdoor ontstaan snel lage bloedsuikerwaarden als periodieke inname van koolhydraten niet mogelijk is, dit met alle gevolgen van dien”, vertelt Alessandro. “Tot heden is GSD-1a nog niet permanent te behandelen, wel zijn de symptomen te bestrijden en met het ENGLUPRO onderzoek hopen we bij te kunnen dragen aan de evaluatie van nieuwe behandelingsopties in de toekomst. We bekijken namelijk hoeveel glucose de lever zelf afgeeft aan het lichaam. We denken dat het onderzoek niet erg belastend is voor de patiënten die meedoen. Ze hoeven niet lang te vasten en we verwachten dan ook dat ze niet in een hypo schieten, waardoor we het onderzoek moeten staken.
Het was in deze toch wel aparte tijd wel ingewikkeld om zaken voor de deelnemers te regelen. Zouden we ze normaal twee dagen opgenomen hebben in het ziekenhuis, nu ging dat niet. Gelukkig was er een hotel aan de overkant van het ziekenhuis waar iedereen de nacht kon doorbrengen. Ook mochten deelnemers uit het buitenland vanwege coronamaatregelen in de eerste fase niet meedoen, waardoor we relatief meer moeite hebben moeten doen om een groep van tien patiënten en tien vrijwilligers boven de zestien jaar bijeen te krijgen.
Een gelabelde stabiele isotoop
Het onderzoek is een zogenaamd interventieonderzoek. Alle personen krijgen een speciale glucosedrank te drinken. Hierin zit een speciale glucose gelabeld met een stabiele niet radioactieve isotoop. De glucose wordt via de darmen opgenomen in het bloed en deels opgeslagen in de lever die het later weer afgeeft. Door de personen op gezette tijden bloed af te nemen via een vingerprik, denken we dat het mogelijk is precies te meten hoeveel glucose de lever op welk moment afgeeft. We weten uit eerdere onderzoeken dat de lever bij patiënten met GSD-1a niet genoeg glucose aanmaakt, maar tot op heden kunnen we de mate waarin dit zo is nog erg moeilijk meten. Daarom proberen we een eenvoudigere methode te ontwikkelen.
We verzamelen druppels bloed uit de vinger die worden uitgestreken op een speciaal papier, waarna ze in ons laboratorium worden onderzocht. Samen met een aantal collega’s heb ik de monsters zelf geanalyseerd en we vonden op al het papier het isotoop terug. Als je dan de hoeveelheid isotoop meet, weet je ook direct hoeveel glucose er aanwezig is. Omdat we dit op verschillende tijdspunten doen, kunnen we de werking van de lever wat betreft glucoseafgifte in kaart brengen. De uitvoering is heel simpel, omdat de patiënten toch al gewend zijn hun glucosewaarden te meten met een vingerprik. Het zou fantastisch zijn als we er uiteindelijk een thuistest van kunnen maken. Het onderzoek moet natuurlijk nog verder uitgewerkt worden, het is nu nog erg nieuw. Hopelijk kunnen we het in de toekomst ook gebruiken om nieuwe behandelingsmethoden te testen, door voor en na een behandeling met behulp van het isotoop te meten of er iets verandert.”
Metabolic Emergency Protocol
Naast zijn promotieonderzoek heeft Alessandro zich, samen met een internationale groep collega’s, intensief bezig gehouden met de ontwikkeling van een noodprotocol voor patiëntjes met lange-keten vetzuuroxidatiestoornissen (FAOD) en GSD. Een document waarin zowel voor familie als voor hulpverleners precies staat hoe te handelen bij een acute noodsituatie. “Ondanks dat er op het gebied van deze stofwisselingsziekten al veel bereikt is, kunnen patiënten nog altijd in een acuut bedreigende situatie terechtkomen. En je kunt niet voorspellen wanneer dat gebeurt. Dat kan dus zomaar gebeuren terwijl iemand ver weg is, bijvoorbeeld op vakantie in het buitenland. Vaak is er dan geen ziekenhuis met voldoende expertise in de buurt en dat kan hele gevaarlijke situaties opleveren. Onze patiënten moeten heel adequaat en snel geholpen worden, op de juiste manier. Wij weten natuurlijk dat lang niet iedere professional precies weet wat hij of zij moet doen bij patiënten met zo’n specifieke stofwisselingsziekte, niemand kan namelijk overal verstand van hebben. Met dit protocol kunnen wij, de experts in FAOD en GSD onze collega’s helpen.
“Dit protocol helpt je focussen op de juiste acties”
Bij acute situaties in FAOD of GSD zijn maar een beperkt aantal acties direct nodig. Deze zijn min of meer gestandaardiseerd maar wel cruciaal. Door ze weer te geven in een protocol weet iedereen altijd precies hoe te handelen, zowel in de thuissituatie als in het ziekenhuis. Het protocol bestaat uit twee delen: deel 1 is voor patiënten en familie, deel 2 is voor zorgprofessionals. Vaak weten families precies wat ze in thuissituaties moeten doen en kan de acute situatie hier al opgelost worden, maar helaas is dat niet altijd mogelijk en moeten patiënten ondanks alle effort van familie toch naar het ziekenhuis. En dat ziekenhuis kan overal zijn, dus kan het ook zijn dat er geen metabolisch expert aanwezig is. Dan is deel 2 van het protocol enorm belangrijk. Deze bestaat uit een simpele brief, waarin instructies staan die iedere professional kan uitvoeren of dit nu een arts of een verpleegkundige is. Zo kunnen levens gered worden. Na het uitvoeren van deze (onmiddellijke) instructies kan men contact opnemen met een expert in metabole ziekten en kan een specifiek vervolgtraject worden afgesproken, omdat elke patiënt toch weer anders is.
Dit Emergency Protocol kan dus levens redden en het is dan ook belangrijk dat het over de hele wereld bij zowel zorgprofessionals als bij patiëntenorganisaties onder de aandacht wordt gebracht. We organiseren hier seminars en Webinars voor en hebben inmiddels ook een paper geschreven. Het protocol is via de website www.emergencyprotocol.net in veel verschillende talen te downloaden. Het is wel verstandig om regelmatig een nieuwe versie te downloaden omdat er soms inhoudelijk zaken veranderen door voortschrijdend inzicht.”
Als Alessandro zo gedreven over zijn werk vertelt, zie ik zijn ogen stralen. Als ik hem dat zeg, zegt hij: “Toen ik tijdens mijn opleiding tot kinderarts in aanraking kwam met kinderen met ernstige aandoeningen, waarvoor maar weinig behandelmogelijkheden zijn, vond ik dit erg moeilijk om te zien. Het heeft me enorm gestimuleerd om me te focussen op nieuwe behandelmogelijkheden om zo het leven van kinderen te verbeteren en dat is mijn missie geworden waar ik me met hart en ziel voor inzet.”
Door Mariët Jonkhout