We zullen je in dit artikel niet lastig vallen met alle biochemische en genetische factoren die een rol spelen bij het ontstaan van PDE. Het is voldoende om te weten dat de aandoening het gevolg is van een genetisch defect, oftewel een ‘DNA-foutje’. Als de beide ouders van een baby dit defect meedragen, mist hun kind een bepaald enzym. Een enzym is een eiwit dat chemische processen in en rondom je lichaamscellen in gang zet. In het geval van PDE veroorzaakt het ontbrekende enzym een kettingreactie, die ertoe leidt dat het lichaam een tekort krijgt aan vitamine B6 (pyridoxine). Ook hopen zich schadelijke stoffen op in het centrale zenuwstelsel van de baby. Die ophopingen hebben grote gevolgen voor onder meer het brein en de ontwikkeling van de pasgeborene.
Snelle diagnose nodig
Baby’s en jonge kinderen met PDE ontwikkelen zeer ernstige epilepsie. Ze reageren vervolgens niet goed op standaard medicatie tegen epilepsie, maar wel op vitamine B6. Maar zolang de diagnose PDE niet is gesteld, weten ouders en zorgverleners niet dat ze deze vitamine moeten toedienen. Vandaar het belang van een vroege diagnose. En dan nog. Zelfs met vitamine B6-therapie groeit 75 procent van de mensen met deze aandoening op met een ontwikkelingsachterstand en een verstandelijke beperking. Is dat te voorkomen? Zeker wel, stelt Laura Tseng die op 26 januari 2022 aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde op internationaal opgezet PDE-onderzoek. Laura: ‘Het belangrijkste is dat je er vroeg bij moet zijn. Hoe eerder de diagnose is gesteld en er een behandeling kan starten, hoe meer kans dat de schade is te beperken. Om te beginnen is het toevoegen van vitamine B6 aan de voeding heel effectief tegen de epilepsie. Het gaat om hoge doses, gedurende het hele leven van de patiënt.
Daarnaast zijn er momenteel twee andere therapieën in beeld, gericht op de neurologische ontwikkeling. Daar moet niet te lang mee worden gewacht. Uit mijn onderzoek blijkt dat als je een behandeling start vóór de baby zes maanden is, je de ontwikkeling van het brein nog kunt verbeteren. Het verschil tussen wel of niet vroegtijdig behandelen kan oplopen tot zo’n 22 IQ-punten.’
Kun je iets meer vertellen over de twee therapieën? Welke zijn dat?
‘Mogelijkheid 1 is een eiwitbeperkt dieet, gericht op het verminderen van de inname van het aminozuur lysine. Daardoor hopen de schadelijke stofjes zich minder op. Maar, een levenslang eiwitbeperkt dieet valt niet mee. Het betekent dat veel plantaardige en dierlijke producten uit het menu moeten verdwijnen.
De andere therapie gaat uit van het toevoegen van arginine aan de voeding. Arginine is een aminozuur, net als het stofje dat de schadelijke opeenhopingen in het zenuwstelsel veroorzaakt. Als het lukt gaat arginine de strijd aan met lysine, het schadelijke aminozuur. Als dat goed uitpakt, delft lysine het onderspit en vergroot je daarmee mogelijk de kans op een betere ontwikkeling van het brein. Samen heet dit lysine reductietherapie.’
Wat was het belangrijkste doel van je onderzoek?
‘Mijn focus lag op het verzamelen van wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat het zin heeft om PDE mee te nemen in de bekende hielprik-screening bij pasgeborenen. Om daarvoor in aanmerking te komen, moet een ziektebeeld aan verschillende criteria van de Nederlandse Gezondheidsraad voldoen. Het moet om een ernstige aandoening gaan waarvan het verloop bekend is en waarvan vroegtijdig screenen belangrijk is om gezondheidswinst te behalen. Tot nu toe ontbrak het aan grootschalig wetenschappelijk onderzoek om aan alle criteria te voldoen. Er was wel onderzoek gedaan, maar met kleine aantallen. Om een indruk te geven: in Nederland zijn momenteel ‘maar’ zo’n 30 mensen met dit ziektebeeld bekend. Om het onderzoek breder te trekken en met grotere aantallen te kunnen werken, heb ik samengewerkt met universiteitsziekenhuizen in andere landen. Bijvoorbeeld in Duitsland, de VS, Engeland en Saudi-Arabië.’
Is het doel bereikt? Voegt de Nederlandse Gezondheidsraad PDE-onderzoek toe aan de lijst aandoeningen die uit de hielprik kunnen worden aangetoond?
‘Ik noemde de eerste drie criteria. Gaat het om een ernstige aandoening? Ja. Is het verloop bekend? Ja. Kunnen we concluderen dat het belangrijk is dat de diagnose snel na de geboorte wordt gesteld? Ja, dat blijkt onder meer uit die 22 IQ-punten winst bij behandeling in de eerste zes maanden na de geboorte. Waarbij ik ook verschil zag binnen gezinnen met meerdere kinderen die PDE hebben. Je ziet dan dat het bij de oudste veel langer duurde om de juiste diagnose te stellen. Bij jongere broertjes en zusjes wist men natuurlijk veel sneller wat er aan de hand was en kon men de behandeling snel starten. Dat laatste is heel belangrijk. Gebeurt dat niet, dan kan PDE zelfs fataal zijn. Dat treft dan vaak de eerstgeborene, als niemand op tijd op het spoor van PDE is gekomen.’
Drie maal ja, dus…
‘Ik kon de bewijsvoering op die drie punten versterken, bovenop wat al eerder bekend was. Maar er is nog een vierde criterium. Om deel uit te maken van de ‘hielprik’ moet er een test beschikbaar zijn om de ziekte op te sporen, gebruikmakend van bestaande technologie. Dat heeft dr. Karlien Coene in het Radboudumc voor elkaar gekregen. Er zijn nu stofjes in beeld waarop je een betrouwbare test zou kunnen baseren. Maar die test moet nog worden gevalideerd. Daar zijn we nu mee bezig. Toetsing en officiële goedkeuring kosten tijd. Het hele proces moet zorgvuldig worden uitgewerkt. We screenen immers de hele bevolking vanaf de geboorte. En het zal ook gebruikt worden in het buitenland. Er is net een artikel gepubliceerd waarin we dit met de internationale gemeenschap delen. Supergaaf dus, we kunnen nu ernstige schade in deze groep kinderen gaan voorkomen!’
We zijn er bijna?
‘We zijn er nog niet, maar hebben wel degelijk een stevige stap gezet om PDE-onderzoek binnen de hielprikscreening onder te kunnen brengen. Bovendien helpt het onderzoek op nog meer vlakken om de mensen met PDE en hun naasten betere zorg te verlenen, zoals ik het zie. We weten nu bijvoorbeeld meer over de effectiviteit van een eiwitbeperkt dieet.
Verder pleit ik voor meer aandacht voor hoe iemand met PDE zelf zijn ziekte ervaart, ook op volwassen leeftijd. Met vragenlijsten is dat in kaart te brengen. Medici hebben nogal eens de neiging om vooral naar het ziektebeeld te kijken, maar het is ook belangrijk om na te gaan wat ziekte en behandeling met de patiënt doet. Daar is gelukkig steeds meer aandacht voor.
Tot slot, mijn onderzoek vormt de basis van een nationaal zorgtraject voor mensen met PDE én voor een nieuwe internationale richtlijn. Die richtlijn willen we de komende jaren voortdurend evalueren, zodat we de zorg voor deze groep structureel kunnen blijven verbeteren.’
Blijf je bij PDE-onderzoek betrokken?
‘De onderzoeksgroep onder leiding van professor dr. Clara van Karnebeek gaat ermee verder. Ik zou graag aan dit onderzoek verbonden willen blijven, maar ik moet nog kijken of het is te combineren. Ik wil kinderarts worden, dat is nu mijn eerstvolgende doel.’
Door Johan Oltvoort
Meer informatie:
https://pdeonline.org/ (Engelstalige website)
https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35217564/ (medische onderbouwing m.b.t. PDE in de hielprik)